Portret - Het mystieke leven van Carine Philipse - Interview in het Friesch Dagblad, 1 maart 2014, door Jurgen Tiekstra
Het is woensdag 1 januari 2003. Carine Philipse, die al bijna haar hele leven ziekenhuispredikant is, schrijft aan de keukentafel aan een preek over de doop van Jezus in de Jordaan. Plotseling wordt ze overvallen door een alles doordringende ervaring van ‘eenheid met God’, een mystieke sensatie die urenlang aanhoudt en haar in tranen doet uitbarsten. In haar dagboek maakt ze aantekeningen die in volle extase geschreven zijn en de vorm hebben van mystieke liefdespoëzie: O neem mij / neem mij totaal / laat niets / van mij over. / Maak alles tot Jou. / Doe mij alleen nog maar / Jou zien, / Jou horen, / want Jij bent alles / en alles is Jou.’
Philipse is altijd een spiritueel mens geweest. Veertig jaar geleden, als studente theologie in Leiden, hing ze al de uitspraak van kerkvader Augustinus aan: ‘God is mij meer nabij dan ik mijzelf nabij kan zijn.’ Daarmee vormt zij een volkomen tegenpool van haar bloedeigen broer Herman Philipse, hoogleraar wijsbegeerte in Utrecht, die ironisch genoeg de ijverigste voorvechter van het atheïsme van Nederland is. In 1995 schreef hij het Atheïstisch Manifest en in 2012 bracht hij het boek God in the Age of Science? uit waarin hij de redelijkheid van geloof betwist. Godservaringen als die van zijn zus vindt hij totaal ongeloofwaardig.
Interviews doet ze vaak schriftelijk, omdat een persoonlijk vraaggesprek haar erg vermoeit, zegt Philipse. De laatste jaren is ze chronisch ziek, onder meer vanwege ernstige nekklachten. Ze is gestopt met haar werk in het ziekenhuis en komt zelfs nauwelijks haar huis nog uit, geplaagd door hoofdpijn en uitputting. Haar mystieke dagboek is haar levenswerk nu. Ze voelt zich geroepen om te vertellen wat ze meegemaakt heeft, om ook andere mensen „in contact te brengen met Gods Liefde”.
Dat u die mystieke ervaring had op 1 januari 2003, was dat het gevolg van een leven lang bidden en gericht zijn op God?
„Vanaf de tijd dat ik een kind was, was ik al sterk religieus gericht. Toen ik klein was, was ik gefascineerd door engelen en ietsje later door heiligen. Van huis heb ik dat niet meegekregen. Wij waren remonstrants en bij ons thuis werd niet gebeden. Dat miste ik. Toen ik studeerde ontdekte ik toevallig het Jezusgebed en de woestijnvaders. Ik begon te bidden en had vanaf het begin al de ervaring van eenheid met God. Dat was heel vreugdevol. Maar ik zag dat niet als iets bijzonders. Ik dacht dat iedereen dat wel zou hebben. In 2002 ben ik gescheiden. Dat was een grote schok voor me. Alles wat ik als het ware bij elkaar had trachten te houden, stortte in. In die leegte, waarin ik me nergens meer aan vast kon houden, was er des te meer ruimte voor God. Toen is die mystieke doorbraak me overkomen, waar ik erg dankbaar voor was. Ik had het gevoel: Hier is mijn leven voor bedoeld. Dit is mijn bestemming. Ik heb me toen volledig aan God overgegeven en mijn leven in Zijn hand gelegd. Daar is een krachtig mystiek proces op gevolgd. Ik heb alles opgeschreven zoals het me overkwam: gebeden, liederen, reflecties.”
Hoe zou u dit mystieke gevoel willen beschrijven?
„Ik beleefde alles steeds meer vanuit de eenheid met God. Dat is sindsdien alleen maar toegenomen. Ik ben ervan overtuigd dat wij in onze kern één zijn met God en dat altijd zijn geweest en altijd zullen zijn. Dat besef is door de mystieke ervaringen steeds sterker geworden, maar ik heb het gevoel dat ik diep in mijzelf altijd al heb geweten dat het zo was.”
Hoe belangrijk is die ervaring ruim tien jaar nadien nog voor u?
„In 2003 heb ik direct beseft dat deze mystieke ervaringen niet van mij of voor mij bedoeld waren, maar als een uiting van Gods Liefde, om door mij heen te stromen naar andere mensen. In mijn werk als ziekenhuispredikant had ik het gevoel dat de Liefde van God in mij de Liefde van God in de ander ontmoette, zonder dat ik daar zelf tussen stond. De mystieke ervaringen hebben tot dit boek geleid. Ik hoop dat dit boek mensen helpt contact te leggen met die laag in zichzelf waar ze God kunnen ontmoeten. Want het gaat niet om mij, maar om Gods Liefde.”
Het zou volgens u goed voor de wereld zijn als meer mensen deze mystieke ervaring van eenheid met God hebben?
„Ja, want als je leeft vanuit de eenheid met God ben je niet in staat anderen bewust te beschadigen, te bedriegen of misbruik van hen te maken. Dan leef je vanuit je kern, en alleen dan kun je je werkelijk met anderen verbinden. Als je vanuit je ego leeft, leef je in afgescheidenheid van je diepste zelf, God en de ander. Dan kun je dus met voorbij zien aan de anderen op je eigen belang gericht zijn. Helaas zien we dat in onze maatschappij maar al te vaak.”
Hoe zou u God beschrijven?
„God is in wezen niet te beschrijven. We kunnnen alleen maar naar Hem verwijzen. Voor Mij is God de kern van de werkelijkheid. Jezus zei: ‘Ik en de Vader zijn één.’ Jezus is voor mij een gestalte van Gods Liefde, rondwandelend op aarde. Ik voel met heel mijn wezen dat God Liefde is. In de Bijbel is sprake van verschillende godsbeelden, maar het beeld van God als Liefde is sterk aanwezig.”
U benadrukt geregeld dat God liefde is en herhaalt tegelijkertijd dat God ‘de grond van alles is’. Waarom zou God liefde zijn, als u pijn lijdt en de wereld geteisterd wordt door natuurrampen, oorlog en ziekte?
„Naar mijn overtuiging stuurt God ons niet de gebeurtenissen die ons overkomen, zoals ziekte en natuurrampen. En mensen doen elkaar veel ellende aan. God is altijd aanwezig als bron van Liefde, maar mensen moeten daar wel hun hart voor openen en vanuit die Liefde leven.”
Als zoveel mensen worden getroffen door ziekten en natuurrampen, hoe kunt u toch volhouden dat God liefde is en de basis van alles?
„Dat God Liefde is, is een ervaringswerkelijkheid die je in alle godsdiensten en alle mystieke stromingen terugvindt. Natuurrampen gebeuren helaas, maar worden niet door God veroorzaakt. Als ik zeg dat God de kern is van de werkelijkheid, bedoel ik: de essentie, het wezenlijke, de diepste laag van al wat is. Al wat is, is in God. Nooit zijn wij van Hem gescheiden. Onder alle omstandigheden zijn wij in Zijn Liefde.”
In hoeverre ziet u zichzelf als een christen? Want ik begrijp dat u dezelfde mystiek in alle godsdiensten terugvindt.
„Ik zie mijzelf als een religieus mens. Ik ben binnen de vrijzinnig christelijke godsdienst opgegroeid. De mystiek is het hart van iedere religie. Zij overstijgt de grenzen die de mensen aan de godsdiensten hebben gegeven, alle dogma’s en door mensen gemaakte beelden van God.”
Hebt u er verdriet van dat mensen zoals uw broer, Herman Philipse, niets met deze geloofsovertuiging hebben?
„Ik heb er groot vertrouwen in dat iedereen in God geborgen is en dat Gods Liefde iedereen omvat. Ik geloof dat wij allen in onze ziel één met God zijn en dat niemand verloren kan gaan.”
Uw broer herhaalt ook de laatste tijd weer regelmatig dat in zijn ogen godsdiensten en geloof zijn gestoeld op openbaringen. En die openbaringen zijn volgens hem niet betrouwbaar. Ook de bron van uw dagboek is een openbaring die u gehad hebt. Waarom is die wel betrouwbaar? Wat zou u tegen uw broer zeggen?
„Geloof speelt zich af op een andere belevingslaag en in een ander taalveld dan het rationele denken waar mijn broer van uitgaat. Geloof en wetenschap kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Het heeft mijns inziens geen enkele zin het bestaan van geloofservaringen langs rationele weg te beschouwen. Zo kijk je ook niet naar schoonheid of liefde.”
U beschouwt alle godsdiensten als gelijkwaardig en u zegt ook dat niemand door zijn ongeloof verloren zal gaan. Dat lijkt in tegenspraak met wat in het christendom beleden wordt. Hoe kan het dat u toch altijd dominee binnen de PKN geweest bent?
„Er zijn veel verschillende stromingen binnen het christendom. Ik zie dogma’s als door mensen gemaakte beelden van wat onzegbaar is. Je kunt God niet beschrijven, maar alleen naar Hem verwijzen. Binnen de PKN zijn veel richtingen. Daarom voel ik me er ook thuis. Vogels met veel verschillende kleuren onder één dak, net als in de ark van Noach.”
Hoe belangrijk is desondanks Jezus voor u, die zelf zegt: ‘Niemand kan bij de vader komen dan door mij’?
„Heel belangrijk. Jezus is voor mij de gestalte van Gods Liefde, ‘doorschijnend tot op God’. Andere godsdiensten zijn ook wegen tot God. Het is alsof je dezelfde berg beklimt, maar via een iets andere route. Liefde en vergeving spelen in alle godsdiensten een grote rol. De Liefde die God ons geeft, stroomt door ons heen naar de andere mensen. Tot de kern van mijn geloof behoort de uitspraak van Paulus dat niets ons kan scheiden van de Liefde van God die is in Jezus Christus onze Heer. Die uitspraak van Paulus is het fundament onder mijn leven.”
Hoe kijkt u vanuit uw levensovertuiging tegen de dood aan?
„Doodgaan is voor mij: totaal in God vallen en in Hem opgaan, als een waterdruppel in de zee.”
U schrijft in uw dagboek op 26 maart 2003: ‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo gelukkig ben geweest.’ Wat zorgde voor dat geluk?
„Dat God mij zo sterk op Hem richtte. De ervaring steeds meer vanuit de eenheid met God te gaan leven, zonder ik dat ‘deed’. Hij deed alles.”
En klopt dat nog steeds: bent u nooit gelukkiger geweest?
„De eenheid met God is totaal vervullend. Ook nu mijn gezondheid slecht is en ik veel pijn heb, is dat nog steeds zo. Als mens heb ik natuurlijk verdriet over het feit dat ik zoveel pijn heb. Naar die gevoelens kijk ik met liefde en begrip. Maar ook met pijn en verdriet voel ik me opgenomen in de eenheid met God. Dat is de basis van mijn leven.”
Wel is het zo, als ik het goed begrijp, dat u deels door de intensiteit van uw mystieke ervaring niet meer als ziekenhuispastor kon werken. Was dat het waard?
„Nee, de mystieke ervaringen maakten dat ik me des te meer verbonden voelde met de mensen naast wier bed ik zat. Ik had nog nooit zó sterk gevoeld dat we hand in hand voor God stonden, in Zijn Liefde. Ik heb tot mijn verdriet mijn werk in 2011 moeten opgeven, omdat door verkeerd medisch handelen mijn gezondheid ernstig beschadigd werd. Maar als dat niet gebeurd was, had ik niet zo sterk het gevoel gehad: nu moet ik doen wat ik in mijn leven nog te doen heb. En dat was het schrijven van dit boek. Zo zie je hoe wonderlijk de dingen kunnen lopen in een mensenleven. Ik zie dit boek als een voortzetting van mijn werk: mensen in contact brengen met Gods Liefde. Ook in mijn Werk stroomde Zijn Liefde door mij heen. Hij deed het werk, niet ik. Zo is het met dit boek ook. Het gaat niet om mij, maar om Gods Liefde voor iedereen.”